|
ZELFHAAT LYRICS
"Van Jammerklacht en Wanhoopsgeschrei" (2007 Demo)
1. Introspectie 2. Altijd Lijden 3. Beklagenswaardig Bestaan 4. Dodenakker 5. Levensverachting 6. Zielenpijn 7. Vaarwel
1. Introspectie
Nu de herfst koud als god in nekwervels en wortels vaart
Word ik ontmanteld, is er geen vindplaats.
In mijn ondersteboven gebouwd huis van kurk
Scharrel ik broedziek en betoverd
En ken geen andere genade
Dan de vampier die mijn slagaders opent.
Bevreesd, vliespotig op dit sterk water
Dat de geur van verbrand mensehaar
En oude paringen bewaart,
Waag ik mijn hals. Luchtbel en lopend vuur
Houden mij drijvend. Een brandende kamstaart
In de diepte mijn verspieder.
Mijn weer met bezemen gekeerd huis
Beeft van heugenis.Schedelbeen sluit zijn naden hecter
En versteent. Ik slaap op spijkers
Naakt , holhoofdig en gereed
2. Altijd Lijden
Waarom ben ik niet vergaan met de schaduw
Verbrand door het licht dat mij verblind
Waarom ben ik niet van het leven ontnomen
Op de dag dat mijn longen zich met lucht vulden
Vader
neem mijn vlees
Wees als een wolf
zijn hulpeloze prooi verslindend
neem mijn bloed
feest gulzig
onttrek mij van mijn leven
geen gratie zal mij toekomen
geen vreugde
geen hoop
tijd zal mij snijden als een mes
altijd lijden
nimmer sterven
3. Beklagenswaardig Bestaan
Hoe hatelijk toch is de verspilling van het vlees
Verderfelijke mensheid immer falend
Prijs daarom de woekerende gezwellen
Lof alom voor de plagen die de mens teisteren
Hoe zoet te weten dat het grote sterven naakt
Dat het verval onstuitbaar voort maakt
Ik zie de lichamen stuiptrekkend kruipen
Door hun eigen vuil voortbewegend
Kermend van pijn en ellende
Straten als een massagraf
Waar de mens ligt te sterven
De kankers straffen de mens voor zijn zwakte
Een misselijke lucht van verrotting ligt als een mistdeken over het ganse land
Ledematen rotten aan de nog levende lichamen die langzaam verdrinken in een moeras van zwarte etter
Holle ogen staren naar de hemel
Tot de nazarener smekend
Kom! Sterf met ons!
Uw hemelse goud is slechts roest en uw engelen zijn reeds gevallen
Sterf met ons en laat de herinnering aan de mens vervagen als een kwade droom
4. Dodenakker
Door onpeilbare dalen van treurnis en over velden gaan zij over het pad der vervloeking.
De vervloeking van het leven.
Opgejaagd en gedwongen door een blinde, kwade kracht.
Met een vaag besef dat het licht slechts een anomalie is in de kosmische duisternis,
de duisternis van ...
En de stervende mens marcheert voort, opgezweept, aangevuurd naar het graf.
De dood heerst over deze velden.
Zij zullen allen sterven.
Een laatste maal beroerd hun voeten het stof der aarde.
Era's geleden gevormd door zij die hen voorgingen.
Ook zij zullen tot stof wederkeren als den rode gloed van dit veld is gestorven.
In een eerbetoon aan de vergenkelijkheid.
Het lijkbleke ros, uitgemergeld door de pestilentiën der sterfelijke, draagt de last zijner Meester,
wiens lokroep verrotting is, wiens doel; verderf.
Zijn religie versmelt het eeuwige met het vergankelijke; eeuwige vergankelijkheid.
Jammerklacht voedt Zijn knokige eeuwigheid.
Sterven zullen wij en aldus voeden wij de ratten die in de schaduw van Hem zich voortbewegen.
Vleed omhelst geen schoonheid slechts stoffelijk voedsel voor de schepping van de schemering
5. Levensverachting
Laat de dag dat ik geboren ben vergaan
Laat die dag een dag van duisternis worden
laat God in de hemel er geen acht op slaan.
Laat die dag niet baden in het licht
Laat het diepste donker hem omhullen
een dichte wolk hem bedekken
en een zonsverduistering hem teisteren
Laat het donker die nacht wegnemen
zodat hij geen dag van het jaar vergezelt
en geen plaats vindt in de reeks van maanden
Laat die nacht onvruchtbaar worden
een nacht waarin geen vreugdekreet opklinkt
Laten zij die het licht wekken die dag vervloeken
zij die het wagen om Leviathan te verstoren
Zelfs de ochtendsterren zullen niet verschijnen
die dag verwacht vergeefs de komst van het licht
en zal nooit de wimpers van het morgenrood zien
Hij opende de deuren van mijn moeders buik
hij hield het ongeluk niet voor mij verborgen
Waarom ben ik niet in haar schoot gestorven
niet gestikt toen ik ter wereld kwam
Hadden knieën mij maar niet ontvangen
en borsten mij maar niet gezoogd
Dan zou ik nu geborgen in de aarde liggen
Was ik maar als een misgeboorte weggestopt
als een kind dat het licht nooit heeft gezien
Ik heb geen ander voedsel dan verdriet
mijn klachten stromen in een vloed van tranen
Wat ik vreesde, komt nu over me
wat mij angst aanjoeg, heeft me getroffen
Ik vind geen vrede, vind geen kalmte
mijn rust is weg – onrust bevangt mij
6. Zielenpijn
Eenzaam in het woud dwalend
Verlaten ruine bij nacht
Mijn wanhoopsgeschrij draagt ver
Over kille bossen in het licht van de bleke maan
Een vervloeking vol deernis, afschuw en ellende
Mijn last is voorwaar ondragelijk
Tragedieen openbaren zich vanacht
De Hellepoorten gaan open voor mij
De knokige hand van Magere Hein rust op mijn ziel
Duivel! Ontvang mij!
Somberheid en zelfkwelling nemen een steeds hogere vlught
Zie, wereld, hoe ziek ik ben
Er is slechts een uitweg voor mij
Dit gehate leven zal na deze nacht niet meer zijn
Geen zonlicht zal mijn netvlies beroeren
Geen mens zal mijn walging meer forseren
Beeindig nu dit uitzichtloos bestaan
Staak nu mijn doelloos dwalen
IJzig staal open mijn huid
Ontketen mijn bloed in een onstelpbare wond
Ik ontken met kracht de gift van de dwaze god
Ik lijd
Ik heb pijn
Alles wordt zwart
7. Vaarwel
grijs en gebukt gaan de rivieren naar de grijzere zee.
De heuvels zijn uitgestorven. Tijd spoelt heen
En weer tussen de wortelstronken van een getij
Hol als een hart.
geen springvloed die doordringt in de dorstrauwe bossen,
Geen vogelwiek waait.
Log en zwaar, door woestijnen beladen, vaagt de wind het stof aan
Van gesteenten die vergaan.
Een zaaddodende koude houdt de planeet bevangen.
Topzwaar duizelt de mens in zijn tekort, archeologische lagen
En Lichtjaren. In zijn schik om de ontbinding
Staart hij glinsterend van gesternten in de leegte,-
Een dolgedraaid kind,- maar altijd gaan,
Grijs en gebukt, de rivieren naar de grijzere zee,
Rolt de tijd door hem heen en weer, grijs en hartbrekend,
En wordt zijn hazeslaap uitgehold. Blindheid zijn stigma.
Blijft hij bedrijvig, a-ritmisch, wentelziek en alleen.
|
|